Bio wordt alsmaar populairder bij de consument. Er komen dan ook gestaag biobedrijven bij, die de vraag amper kunnen volgen. Maar hoe lang bestaat de biologische aanpak al? En wanneer werd die echt officieel vastgelegd?
Is biologische landbouw echt iets nieuws? Bestond dat vroeger ook niet? Ja, in zekere zin was landbouw altijd al biologisch. In de 18e en 19e eeuw waren er talloze kleine boerderijen waar de boeren traditioneel werkten: ze deden aan teeltrotatie, gebruikten meestal organische mest (van de eigen veestapel) en natuurlijke producten voor gewasbescherming.
Maar in de 19e eeuw begon de bevolking te groeien. In de landbouw waren grotere opbrengsten nodig om iedereen te kunnen voeden. Mest was hierbij een belangrijk hulpmiddel. Organische mest werd soms aangevuld met afval uit de steden of van bierbrouwerijen. Ook gebruikten boeren vanaf 1850 guano, verdroogde vogelmest uit Peru, een uitstekende meststof. Zo raakten boeren vertrouwd met aangekochte mest. In het begin van de 20e eeuw kwamen er verschillende soorten kunstmest op de markt, die zich snel verspreidden. Het zou de start zijn van de meer grootschalige landbouw.
De pioniers
In het begin van de 20e eeuw doken er al snel kritische stemmen op van mensen die zich tegen het gebruik van kunstmest en chemische gewasbescherming verzetten en een meer natuurlijk landbouwmodel propageerden. Een van de allereerste biopioniers was de Brit Albert Howard, die zelf in India had gezien hoe duurzame landbouw stevig verankerd zat in de lokale landbouwpraktijk. Hij begreep al vroeg het belang van een vruchtbare bodem: al in 1921 publiceerde hij het artikel ‘The Influence of Soil Factors on Disease Resistance’ (‘De invloed van bodemfactoren op ziekteresistentie’). Zijn ‘An Agricultural Testament’ (‘Een landbouwtestament’) uit 1940 werd een standaardwerk in Engeland.

Howards ideeën beïnvloedden ook de Amerikaan Jerome Irving Rodale. Die wilde een gezonde en actieve levensstijl uitbouwen met ‘organically grown foods’ zoals hij het als allereerste noemde – “biologisch geteeld voedsel” dus. In 1940 startte Rodale een experimentele boerderij voor biologisch tuinieren, en in 1942 lanceerde hij het tijdschrift ‘Organic Farming and Gardening’. Zijn werk mondde uit in het bekende Rodale Institute in Pennsylvania, VS, dat nog steeds actief is.
Een derde belangrijke biopionier was ongetwijfeld de Oostenrijkse filosoof en antroposoof Rudolf Steiner. Die zag dat bodem en dieren uitgeput raakte door het steeds verder opjagen van het groeiproces. Vanuit Steiners lezingen groeiden rond 1924 de principes van de biologisch-dynamische landbouw. Daarbij “staat een bewuste omgang centraal met de samenhang tussen bodem, planten, dieren, zon, maan en andere hemellichamen". De term ‘biodynamisch’ kwam pas jaren later in gebruik.
Ook in andere Europese landen, o.a. Duitsland en Frankrijk, werd aan biologische landbouw gedaan en onderzoek verricht.
De impact van WOII
In Europa had de Tweede Wereldoorlog een grote impact op de landbouw. Na de oorlog was er in veel Europese landen voedselschaarste, én er kwam een babyboom die de bevolking snel deed groeien. Om alle monden te vullen werd er van de boeren verwacht dat ze steeds meer voedsel produceerden. Om de productiviteit aan te zwengelen kwamen er al snel hulpmiddelen als kunstmest, pesticiden en herbiciden op de markt. Die verminderden de zware arbeid en beloofden een hoge gewasopbrengst. Zo evolueerde de kleinschalige en arbeidsintensieve landbouw gaandeweg naar een sterk gemechaniseerde, ‘intensieve’ en grootschalige landbouw.
Grenzen aan de groei
In de jaren zestig groeide de bezorgdheid over milieuverontreiniging en voedselveiligheid, en mensen begonnen kritischer te kijken naar de manier waarop hun voedsel geteeld werd. Het bewustzijn groeide dat het milieu door de landbouwactiviteiten van de mens ernstig onder druk kwam. Vooral in de jaren zeventig kende de ecologische en biologische land- en tuinbouw een sterk vernieuwde belangstelling.
Een aantal publicaties speelde daarbij een belangrijke rol. De Amerikaanse biologe Rachel Carson maakte al in 1962 ophef met haar boek ‘Silent Spring’ (‘Dode Lente’) waarin ze o.a. de schadelijke gevolgen van het insecticide DDT voor het milieu belichtte . Inmiddels zijn veel van deze middelen verboden. Een andere invloedrijke publicatie was het rapport ‘Grenzen aan de groei’ van de Club van Rome in 1972. Het rapport stelde een direct verband vast tussen snelle economische groei en de (nefaste) gevolgen ervan voor het milieu, en zorgde ervoor dat het milieu wereldwijd op de politieke agenda kwam te staan.

1987: Bio van start in België
Een belangrijke stap richting biologische landbouw werd in 1972 gezet toen de Internationale Federatie van Biologische Landbouwbewegingen IFOAM) werd opgericht. IFOAM verenigt en ondersteunt biologische organisaties overal ter wereld. De organisatie telt inmiddels zo’n 600 leden, van Albanië tot Vietnam.
In de jaren tachtig begonnen verschillende boeren- en consumentengroepen over de hele wereld druk uit te oefenen op overheden om de normen voor biologische productie vast te leggen in een wetgeving om de kwaliteit van bio te waarborgen.
Ook in ons land werden stappen gezet. In 1981 besloot een aantal organisaties, waaronder Velt (Vereniging voor Ecologisch Leven en Tuinieren), om te gaan samenwerken. Daaruit vloeide een eerste biologisch lastenboek (gedetailleerde beschrijving van de regels) voort, alsook een biolabel en controle bij de boeren. Uit die samenwerking ontstond in 1987 het private merk Biogarantie, bedoeld om biologische producten op de markt te brengen, en een gelijknamige vzw.
1991: Bio van start in Europa
De grote doorbraak voor de biologische landbouw kwam er in de jaren negentig. De eerste ‘nieuwe’ ecologische/biologische boeren uit die tijd kozen er vaak voor om opnieuw kleinschaliger, en mens- en milieuvriendelijker te werken, met veel aandacht voor dierenwelzijn en kringloopdenken.

Een echte mijlpaal werd het jaar 1991: toen keurde de Raad van de Europese Unie de eerste officiële ‘Verordening over de biologische productie’ goed. Deze Europese biowetgeving werd sindsdien nog een paar keer bijgewerkt en gefinetuned. De Europese bioregels zijn zowat de bijbel van bio: alle gecertificeerde bioboeren en bioproducenten in Europa moeten deze regels strikt naleven, en worden daar regelmatig en nauwkeurig op gecontroleerd.
2012: Het groene blaadje
Nog een belangrijk moment was 1 juli 2012: die dag werd het huidige Europese biologische keurmerk ingevoerd, het bekende ‘groene blaadje’, dat verplicht op alle biologisch gecertificeerde voeding staat. Het label vertelt de consument dat het product volgens de regels van de Europese biowetgeving geteeld of verwerkt werd.
- Lees meer over hoe je zeker weet dat iets bio is.
Het EU-biologo wijst je de weg
Inmiddels is de biologische landbouw uitgegroeid tot een volwaardige, professionele landbouwmethode. De consument van vandaag is zich steeds meer bewust van het belang van duurzaamheid en milieubewuste landbouw. Niet verwonderlijk dus dat de vraag naar bioproducten blijft groeien!

2030: ambitieuze doelstelling
Op 20 mei 2020 maakte de Europese Commissie zijn nieuwe Farm to Fork Strategy bekend. Het doel? De voedingsproductie in Europa een faire, gezonde en milieuvriendelijke koers laten varen. De strategie omvat ook zeer ambitieuze doelstellingen voor bio: ten minste 25% van de landbouwgrond van de EU moet in 2030 voor biologische landbouw bestemd zijn.