Wanneer is een koe een biokoe? Krijgt de biokoe ook effectief biologisch eten? En mag ze echt vrij in de wei lopen?
- De biorundveeteler kiest sterke rassen die zich goed kunnen aanpassen aan de lokale omstandigheden
In de biologische veeteelt staat dierenwelzijn op de eerste plaats. Biologische rundveehouders kiezen voor een diervriendelijke aanpak en stellen het welzijn van hun koeien centraal. Een bioveehouder kiest in de eerste plaats voor robuuste rassen die relatief slank zijn en vlot kunnen afkalven (bevallen). Deze robuuste koeien hebben dus meestal geen keizersnede nodig om hun kalfje op de wereld te zetten. Sterke rassen die zich goed kunnen aanpassen aan de lokale omstandigheden zijn ook minder vaak ziek.
Veel voorkomende biorassen zijn de Franse Blonde d’Aquitaine en Limousin, het Britse Hereford rund en diverse Vlaamse dubbeldoelrassen (die zowel vlees als melk leveren) zoals Kempens Rood Bont, Wit Rood van Oost-Vlaanderen en Rood van West-Vlaanderen.

- Het aantal dieren in de wei wordt beperkt om overbegrazing, bodemerosie en te veel mest te voorkomen. De mest wordt op biologische gronden hergebruikt.
Biokoeien krijgen relatief meer ruimte in de wei én in de stal. Dit verhoogt het welzijn van de dieren: ze krijgen immers voldoende ruimte om te kunnen staan, makkelijk te gaan liggen, zich om te draaien, zich te verzorgen en alle natuurlijke bewegingen te kunnen uitvoeren.
Dat de dieren buiten voldoende ruimte krijgen heeft o.a. te maken met de noodzaak van een goede verwerking van de mest. In principe moet de bioveeboer er voor zorgen dat hij net voldoende mest heeft van zijn dieren voor de bemesting van zijn biologische gewasteelt. Te veel mest op akkers zorgt voor een overdaad aan stikstof en fosfor, en dit berokkent schade aan het milieu. Het teveel aan mineralen bevuilt het grondwater en komt ook in de lucht terecht. Als de bioveehouder toch een mestoverschot heeft, brengt hij die mest naar andere biologische percelen waar nog 'mestruimte' is. Van mestoverschot is er dus geen sprake in de biologische veehouderij.
- De dieren krijgen biologisch voer. Dat wordt lokaal geteeld, op het bedrijf zelf of op boerderijen in de regio.
De meeste biologische runderen grazen vanaf het voorjaar tot het najaar in de wei. Ze zijn dan vaak de hele dag buiten, ook ’s nachts. In de winter gaan de koeien op stal, maar zelfs dan krijgen ze toegang tot een beperkte buitenruimte zodat ze even een frisse neus kunnen halen.
Naast vers gras krijgen de biokoeien ook biologisch ruwvoer (grasklaver), verse of gedroogde biologische voedergewassen (bv. luzerne) of biologisch kuilvoer te eten. Tenminste 60% hiervan moet de bioboer zelf telen of aankopen bij een ander biologisch landbouwbedrijf uit de EU. In het voer zijn ggo-mais en ggo-soja verboden.
Op het Klavertjeshof in Lovendegem, een biologische boerderij, worden Limousin-vleeskoeien gehouden. Boerin Anja geeft wat uitleg: “Onze koeien grazen buiten. Ze eten gras, grasklaver en GPS. Nee, dat is geen navigatiesysteem, maar wel ‘Gehele Plant Silage’ - dit betekent dat graan en stro samen worden gehakseld. Wij geven onze dieren geen extra krachtvoer, omdat we ondervinden dat het ook zonder kan. In de bioveeteelt is krachtvoer toegelaten, maar wij kiezen ervoor om dat niet te doen. Daardoor duurt het wel langer voor onze runderen klaar zijn om geslacht te worden, maar dat vinden we eerder een pluspunt. We doen alles op het tempo van het dier. Bovendien is de kwaliteit van het vlees beter.”

- Bij de voortplanting worden alleen natuurlijke methoden gebruikt. Kunstmatige inseminatie is ok, maar het gebruik van hormonen of klonen niet.
Biokoeien worden in principe op de natuurlijke manier bevrucht, maar kunstmatige inseminatie is wel toegelaten. De koeien moeten normaal kunnen bevallen, vaak doen ze dat zelfs alleen in de wei, zonder hulp. Dat komt omdat ze relatief slank, maar toch robuust zijn. Daarmee vermijdt de biologische veehouder een keizersnede, de bijhorende antibiotica en pijnstilling.
De gemiddelde draagtijd van een koe is 9 maanden, net als bij de mens. Maar de leeftijd mag je bij de koe vermenigvuldigen met 7, net als bij honden. De toekomstige biomoederdieren mogen rustig groeien: ze krijgen hun eerste kalfje pas als de koe 2 à 3 jaar oud is. De moederkoe wordt goed verzorgd en kan wel tien jaar of ouder worden.
- Zogende kalfjes krijgen natuurlijke melk, bij voorkeur moedermelk
Biokalfjes moeten ten minste drie maanden melk van de moeder drinken. Ondertussen leren ze ook ruwvoeder eten en zo kunnen ze dan mee eten met de rest van de kudde.
Trouwens: in bio vind je bijna geen kalfsvlees omdat het vlees van biokalfjes donkerder is dan wat de klant verwacht (nl. lichtroze). In het vele gras dat de dieren eten, zit immers een hoog ijzergehalte.

- Bij ziekte worden dieren behandeld met fytotherapeutische of homeopathische producten. Klassieke medicatie kan alleen onder strikte voorwaarden worden gebruikt.
In de biologische veehouderij wordt veel aandacht besteed aan ziektepreventie. Als een dier toch ziek wordt, zal de dierenarts de meest passende geneesmiddelen voorschrijven - in eerste instantie vaak homeopathische of fytotherapeutische middelen.
Indien nodig kan de dierenarts ook reguliere medicatie voorschrijven. In dat geval moet de bioveeboer een dubbele wachttijd respecteren voordat hij het vlees van die koe als biologisch kan verkopen. Daardoor komen er bv. geen residuen van de medicatie voor in het vlees dat je op je bord krijgt.
Biomelkkoeien leven langer dan niet-biomelkkoeien. Als een melkkoe door bv. een ziekte of een mankement of puur door ouderdom geen melk meer geeft, dan wordt ze geslacht en wordt het vlees als biorundvlees verkocht.
“Je proeft het verschil!”
We namen een kijkje bij biologische boerderij Van Laere in Dendermonde. Daar leven zo’n 100 koeien: Zwartbonte gekruist met Belgisch Witblauw. Het vlees daarvan wordt bijna volledig gebruikt om biologische salami te maken. Bioboer Geert Van Laere vertelt: “Sinds 2000 boer ik biologisch. Voordien had ik een gangbare boerderij, maar massaproductie boeide me niet. Het biologische concept waarbij milieuvriendelijk gewerkt wordt, vind ik wél interessant. Geen antibiotica, geen chemische pesticiden… Eigenlijk werkte ik al voor 80% op die manier voordat we omschakelden naar bio.”
Of je verschil proeft? “Jazeker! Vroeger hadden we alleen Belgische Witblauwen, die jong, mager vlees leveren met weinig smaak aan. Nu hebben we dieren van een gekruist ras en we slachten ze later. Dat vlees heeft meer kleur én meer smaak.”
Hoe herken je biorundvlees?
Probeer dus ook eens zo’n stukje smakelijk biorundvlees! Je herkent het aan het bekende EU-biologo en door de wettelijk beschermde term ‘biologisch’.
