Insecten kunnen een echte plaag zijn en groentegewassen serieus beschadigen. Daarom startte het Proefstation voor de Groenteteelt een waarschuwingsdienst om de aanwezigheid van plaaginsecten aan biotelers te signaleren. Maar insecten tellen, hoe doe je dat? Sander Fleerakkers weet er alles over.
Sander Fleerakkers coördineert het biologisch onderzoek op het Proefstation voor de Groenteteelt in Sint-Katelijne-Waver. Het proefstation is een plek waar praktisch onderzoek rond verschillende teelten wordt verricht om groentetelers te helpen bij hun werk. Een belangrijk onderdeel is het onderzoek naar de aanpak van insectenplagen. Fleerakkers legt uit: “Insecten kunnen nuttig zijn voor de teler als ze schadelijke beestjes opeten, maar vaak vormen ze een ware plaag en brengen ze grote schade toe aan het gewas. Zo vermindert de kwaliteit van groenten of worden ze zelfs onverkoopbaar. Momenteel werken we aan de ‘waarschuwingsdienst voor insecten’. Op onze proefpercelen met belangrijke teelten zoals prei en bloemkool houden we bij welke insecten en hoeveel er zijn en seinen die info door naar de telers.”
Bekijk het filmpje met uitleg van Sander Fleerakkers:
Plaagdruk meten
“Plaaginsecten komen en gaan, de plaagdruk verandert voortdurend, het is lastig te voorspellen. De temperatuur speelt daarbij een rol maar ook andere elementen beïnvloeden hun ontwikkeling. Wij gaan het veld in om te observeren wat er gaande is in de gewassen. In de niet-bioteelt bestaat dat systeem al lang, nu doen we het ook in bio. Maar bio werkt anders: omdat je in bio geen chemische bestrijdingsmiddelen kunt gebruiken, komen er ook andere plagen voor dan in niet-bio.”
Boosdoeners
Over welke boosdoeners hebben we het dan? Heel wat gewassen blijken hun ‘eigen’ plaaginsecten te hebben. Op het proefveld van het Proefstation staan vooral bloemkool, kool, prei en sla. Kolen worden vooral lekker gevonden door de koolvlieg en de koolgalmug, maar ook bladluizen en witte vliegen kunnen schade toebrengen. Boosdoeners in andere teelten zijn de uienvlieg, de bonenvlieg, de wortelvlieg, rupsen en aardvlooien.

Sander Fleerakkers licht toe: “Prei wordt bijvoorbeeld aangetast door de trips, de preimineervlieg en de preimot. Bij de preimot zijn het eigenlijk de rupsen van de mot die de bladeren opeten en zo schade toebrengen. Sla kan dan weer last hebben van de larven van de aardrupsen, die zitten onder de grond en vreten aan de stengels en de wortels. En zo heeft iedere plant zijn eigen vijanden”.
Beestjes vangen
Hoe kun je die soms minuscule beestjes nu eigenlijk observeren of tellen? Fleerakkers legt uit: “We checken de plaaginsecten hier op het proefveld en ook wekelijks op de velden van telers in de buurt waar we mee samenwerken. In eerste instantie kijken we in de gewassen en een geoefend oog kan veel zien.”
“We werken ook met vallen, dat kunnen feromoonvallen zijn (lijmplaten met de geur van het vrouwtje die mannelijke insecten aantrekt) of gele vangplaten die de insecten vangen – veel insecten komen op geel af. Zo kunnen we zien hoeveel insecten van een bepaalde soort er zijn en welke een bedreiging vormen. Op de algemene vallen tellen we hoeveel nuttige en schadelijke insecten op een veld aanwezig zijn. Daar leren we al veel uit.”

Fleerakkers heeft nog een voorbeeld: “Bij kolen legt de koolvlieg haar eitjes onderaan bij de plantvoet. Om dat te observeren, leggen we rond de plant een kraagje als ‘eilegval’, waar de vlieg dan haar eitjes op legt. Zo kunnen we de eitjes tellen en kunnen we voorspellen wanneer de schadelijke larven komen.”
Weerbericht voor insecten
Het doel van al deze info is om biotelers goed te informeren over de belangrijkste waarnemingen en evoluties in de plaagdruk. Fleerakkers: “De biotelers kunnen zich inschrijven op een tweewekelijkse nieuwsbrief met plaagwaarschuwingen – een beetje vergelijkbaar met een weerbericht, maar dan voor plagen. We geven ook gerichte adviezen over de mogelijke methodes om de schade te beperken.”

Damage control
En welke methodes zijn dat? “In bio is preventie een heel belangrijk principe, dat kan al door het gewas zo gezond mogelijk te houden. Is er toch een plaag, dan kan je de teelt afdekken met insectengaas. En als dat niet voldoende of niet mogelijk is, dan kan de bioboer een beperkte reeks gewasbeschermingsmiddelen gebruiken. Dat zijn biologische middelen met natuurlijke ingrediënten, bv. plantenextracten of micro-organismen.”
Goed om te weten: wat een bioteler mag gebruiken op zijn veld is strikt vastgelegd in de Europese biowetgeving. De bioteler heeft relatief weinig kant-en-klare natuurlijke producten ter beschikking en mag zeker geen chemisch-synthetische middelen gebruiken voor de insectenbestrijding.
Een teler kan ook nuttige insecten, bv. lieveheersbeestjes, op zijn veld loslaten, die dan de schadelijke soort opeten. Als er voldoende nuttige insecten aanwezig zijn, hoeft een teler niet in te grijpen. Maar Fleerakkers voegt eraan toe: “Het uitzetten van nuttige insecten wordt wel meer gebruikt in kasteelt, het wordt in bio minder in openlucht gedaan.”

Plannen voor de toekomst?
Het Proefstation voor de Groenteteelt zal zijn hulp aan bioboeren nog verder uitbreiden dankzij een nieuw project van het CCBT (Coördinatiecentrum praktijkgericht onderzoek en voorlichting Biologische Teelt). Fleerakkers licht toe: “Vanaf dit jaar gaan we meer onderzoek doen naar hoe we plaaginsecten beter kunnen vangen en hoe we nuttige insecten beter kunnen integreren. Daarnaast willen we de boeren graag herkenningsfiches voor plagen en plaagkalenders per teelt aanbieden, zodat ze zelf sneller aan de slag kunnen.”
Insects are cool
Waar komt Sander Fleerakkers zijn passie voor bio en insecten vandaan? “Bio is voor mij: altijd willen bijleren om je teelten beter te begrijpen. Als bio-ingenieur vind ik mijn werk bij het Proefstation voor de Groenteteelt geweldig interessant omdat je in de biologische teelt nog veel meer dan in niet-bio moet weten hoe alles met elkaar verbonden is, hoe planten groeien, hoe het weer, de bodem en de planten op elkaar reageren. Niet toevallig heb ik mijn thesis ook over insecten geschreven, want ik heb een grote passie voor insecten! Ik vind het ongelooflijk fijn om dit te mogen bestuderen.”