Drift is een sproeinevel die door de wind wordt meegenomen en op een andere plaats terecht komt dan oorspronkelijk bedoeld. Waarom is dit een probleem voor de biolandbouw? We vragen het aan specialist Tom Nizet.
Wat is drift?
Drift is de term die gebruikt wordt voor alle gewasbeschermingsmiddelen die door de wind in een sproeinevel terecht komen op een ander perceel waar dat product niet mag worden gebruikt. Dit kan gebeuren tussen biologische percelen (als een gewasbeschermingsproduct in bio, dat voor een bepaalde teelt is toegelaten, op een andere bioteelt terechtkomt waar het niet mag gebruikt worden), of tussen gangbare percelen, of tussen biopercelen en gangbare percelen.
Waarom kan dit lastig zijn voor bio? Als een niet-bioboer chemische gewasbescherming op zijn veld gebruikt, en de wind draagt dit verder naar een naburig biologisch veld, dan levert die drift een probleem op voor de bioboer: zijn bioveld is dan gecontamineerd of aangetast door die chemische gewasbescherming. De bioboer gebruikt immers geen chemische gewasbeschermingsmiddelen op zijn biopercelen, dat is strikt verboden volgens de biowetgeving.
Maar wat als er een chemische gewasbeschermingsnevel op biologische groenten en fruit belandt? Bioproducten worden steeds gecontroleerd en geanalyseerd -- in dit geval zouden ze niet meer als bio kunnen verkocht worden. Een bioboer is dus zeker gebaat bij zo weinig mogelijk drift van een naburig gangbaar terrein!
Scherpe biocontrole
Hoe moet bio met drift omgaan? We gingen te rade bij Tom Nizet die de biowetgeving door en door kent. Hij heeft lang als verantwoordelijke voor de biocertificatie bij controleorgaan Certisys gewerkt. Nu is hij managing director bij Authent, een Brits onderzoeksnetwerk voor voedselauthenticiteit.

Tom Nizet: “Er zijn vermijdbare en niet-vermijdbare oorzaken van contaminatie met gewasbeschermingsmiddelen. Als een biofruitteler naast een gangbare fruitteler actief is, en ze telen allebei appels, dan kun je wel begrijpen dat het risico bestaat dat de chemische gewasbescherming van de gangbare boer op de bomen van de bioboer terecht kan komen. Daarom is het belangrijk dat de bioboer zijn voorzorgen neemt, door bijvoorbeeld de grenzen van zijn biopercelen zo goed mogelijk te beschermen, bv. met hoge hagen. Tegen niet-vermijdbare oorzaken kan een bioboer zich echter niet beschermen, zoals uitlaatgassen van verkeer of verbranding.”
Positief is wel dat bio een intensief controlesysteem heeft. Nizet licht toe: “De bioregels worden streng nagekeken door een officiële controleur, die minstens jaarlijks op ieder biobedrijf langskomt en driftproblemen kan ontdekken via observaties en/of staalnames. De bioteler is trouwens verplicht om drift op zijn perceel onmiddellijk te melden aan zijn controleorgaan. De biocontroleurs doen regelmatig vaststellingen van inbreuken tegen de gangbare wetgeving door naburige gangbare boeren. Die sproeien soms insecticiden op dagen dat het te winderig is. Veel kan de bioboer daar niet tegen doen.
In België gebeuren trouwens wel opvallend meer staalnames in bio dan in de rest van Europa. Tom Nizet legt uit hoe dat komt: “De Europese minimumnorm voor staalnames en analyses ervan is 5%, dat zijn dus 5 bedrijven op 100 waar staalnames gebeuren. Maar ieder land mag hoger gaan dan wat de wet voorschrijft. In Vlaanderen ligt die norm een pak hoger voor biobedrijven, namelijk op 50%. In Wallonië zelfs op 60%. Dus de biocontrole houdt het erg goed in de gaten!”
Is er ook controle in niet-bio landbouw?
Zijn er ook regels om drift en contaminatie te vermijden in de gangbare landbouw? Alle landbouwers – bio en niet-bio - hebben de wettelijke verantwoordelijkheid om drift te voorkomen. Bijvoorbeeld door aangepaste spuittechnieken, door een bufferzone te voorzien en door de juiste weersomstandigheden af te wachten. En bestaat er in de gangbare landbouw dan ook een controle zoals in bio? Tom Nizet: “Nee, er is geen enkele instantie in de gangbare landbouw die een dergelijke controle uitvoert. Wel is er controle op de spuitdoppen, die mogen niet te klein en niet te groot zijn. Want hoe kleiner de druppels die de niet-bioboer gebruikt, hoe verder de nevel zich verspreidt met de wind.”
Wat kan een bioboer concreet tegen drift doen?
Er zijn dan wel veel stalen en analyses van bioproducten, maar daarmee pak je de drift, de oorzaak van het probleem, niet aan. Hoe kan een bioboer ervoor zorgen dat hij zo weinig mogelijk drift over zijn velden krijgt? Is het voldoende om goeie afspraken te maken met de niet-bio buurman? Of kan hij met een wettekst zwaaien als hij een niet-bio buurman heeft die veel sproeit?
In de Europese biowetgeving (2018/848) staat dat iedere bioteler voorzorgen moet nemen om contaminatie door o.a. drift te voorkomen. Er staat echter niet bij hoe hij dat moet doen, en in België is daar ook geen bijkomende richtlijn rond gemaakt.
Tom Nizet draait de vraag om: “Het is eigenlijk een principiële discussie: waarom moet de bioboer maatregelen nemen, als de drift van zijn buurman komt? Waarom moet de bioboer het probleem oplossen? Maar goed, preventief denken is belangrijk dus een eerste stap is zeker om goede afspraken met elkaar proberen te maken: de buur moet goed op de hoogte zijn dat er een bioveld naast zijn perceel ligt, waar dat perceel precies begint, dat daar absoluut geen chemische gewasbescherming op wordt gebruikt, en dat daar ook een strenge controle op gebeurt."
"Een andere manier is om een bufferzone rond de biopercelen te voorzien. Dat is een strook van een aantal meter vanaf de grens van zijn perceel, waar hij geen bioteelten zet, of in geval van grasland, dat deel apart maait of oogst en niet als bio gebruikt of verkoopt. Maar dat is alleen realistisch als de boer voldoende grond heeft."

"Idealiter kan de bioboer ook proberen om zijn niet-bio buur te overtuigen om een bufferzone op zijn eigen veld aan te leggen, dat gebeurt ook wel. Of fifty-fifty, ieder een stuk," zegt Nizet. "Een andere optie is om een hoge haag of een bomenrij tussen de percelen te zetten, maar dat vergt meer tijd. Een windscherm met netten kan een snellere oplossing bieden."

Mocht de controleur toch contaminatie vaststellen, dan is de niet-bio boer mogelijk aansprakelijk. Nizet licht toe: “Als een biologisch perceel door drift is aangetast, dan wordt de oogst soms gedeclasseerd als biologisch. Daardoor kan de bioboer zijn producten niet meer als bio verkopen en lijdt hij dus verlies. In dat geval zou hij een schadevergoeding kunnen vragen aan zijn buur.” Sommige verzekeringspolissen leveren juridische bijstand om de schade te vorderen bij de verzekering van de tegenpartij.
Andere vormen van contaminatie
Niet alleen de wind kan contaminatie veroorzaken, ook onvoldoende gereinigde spuittoestellen of bevuild grond- of beregeningswater kunnen schade opleveren. Zo moeten loonwerkers en toeleveranciers van mest of voeder hun containers zeer goed schoonmaken voor ze naar een biobedrijf gaan. Op een hellend veld kan gewasbescherming ook ‘afregenen’ naar een lager liggend bioveld. Tot slot is soms ook het grondwater nabij landbouwgronden vervuild.
Dankzij de strenge controle van bio wordt dit heel goed in de gaten gehouden en kunnen consumenten met een gerust hart producten met het biolabel kopen!